Ik groeide op in Sonnis, een sociale woonwijk in Helchteren. Mijn vader werkte als grensarbeider in Nederland. Mijn moeder verdiende wat bij als poetshulp. We hadden het helemaal niet breed, maar dankzij een relatief goedkope woning konden mijn ouders iets van hun leven maken en vooral van het leven van hun twee kinderen, mijn broer en ik. Zo konden wij in de zomer met de auto op vakantie naar Joegoslavië. Of kon ik, weliswaar met een studiebeurs, studeren aan de universiteit. Wij konden met andere woorden een waardig leven leiden. Deels dankzij de plek waar wij woonden en die het mogelijk maakte om op te klimmen op de maatschappelijke ladder. Of hoe een plek een motor kan zijn van opwaartse sociale mobiliteit.
Ik heb zeer goede herinneringen aan die wijk. Ik sprong er iedere ochtend op mijn fiets om in Houthalen naar school te gaan, soms door regen en wind. Als ik terug kwam vond ik mijn vrienden naast de deur. Wij voetbalden op straat of gingen ravotten in het bos. De buren kenden elkaar. Ze kwamen van overal maar waren vooral van hier. Ze hielden een oogje in het zeil en stonden klaar voor elkaar. Zij kenden elkaar omdat zij omgingen met elkaar. Sonnis was onze wijk. Onze plek. Onze ruimte. En we leefden er samen.
Ik vertel waarschijnlijk niets nieuw, maar de plek waar we leven is belangrijker dan we denken. Eerst is er altijd de plek, de ruimte, waar mensen leven, werken en zich ontwikkelen. Ja, eerst was er de aarde. Maar dan… kwam de mens. We bouwden huizen, straten, pleinen, dorpen en steden. Het was en is de mens die bepaalt hoe de plek of de ruimte die hij of zij inneemt, ontworpen wordt, er uitziet, aanvoelt. We hebben dus ook de keuze over hoe we dat aanpakken. We kunnen dat goed doen of we kunnen dat slecht doen. Het is de mens die orde schept in de ruimte. De ruimtelijke ordening.
Ik geef het grif toe: ruimtelijke ordening is geen sexy bevoegdheid. Ik begrijp het als mensen het daar warm noch koud van krijgen. Toch was ik opgewonden toen ik in 2019 schepen van ruimtelijke ordening kon worden. Ik nam er ook nog wonen en mobiliteit bij, twee bevoegdheden die nauw met de inrichting en het gebruik van de publieke ruimte samenhangen. Eindelijk zou ik over concrete instrumenten beschikken om mijn ideeën over de ruimte, er wonen en ons bewegen, te realiseren. Het was een bewuste keuze. Ik had aan de Vrije Universiteit Brussel geografie gestudeerd met een specialisatie in geografische informatiesystemen. Daarna was ik als wetenschappelijk onderzoeker in deze domeinen verder gegaan en ontwierp ik onder andere verkeersmodellen en allerlei andere mobiliteitsuitdagingen. Ik was gefascineerd door de stad en de manier waarop we onze gemeenschappelijke ruimte daar organiseren. Ik richtte later zelfs een bedrijfje op om de distributie van goederen in de stad op een efficiënte en milieuvriendelijke manier te laten verlopen. De ordening van de ruimte in de stad, dat was mijn ding. En nu kon ik dat als politicus in handen nemen en hopelijk ook verbeteren.
Ik ben in de politiek gestapt om dezelfde reden waarom ik onderzoeker en daarna ondernemer ben geworden: ik wou de wereld veranderen. Ja ja, zal je zeggen, dat beweren ze allemaal. Nee nee, antwoord ik: ik meen het. Ondertussen ben ik tot de conclusie gekomen dat iedereen een rol heeft in het verbeteren van onze omgeving, onze ruimtelijke ordening. Welke rol je ook speelt. Of je nu ondernemer, wetenschapper, politicus of burger bent. Misschien is het wel een voordeel dat ik al deze rollen heb gespeeld. Ik ben een burger, ik ben een wetenschapper, ik ben een ondernemer en ik ben een politicus, zolang de kiezer dat wilt. Maar met mijn expertise in al deze rollen voel ik mij ook verantwoordelijk om de wereld te veranderen. Geen verandering voor de verandering maar veranderen om te verbeteren. Ik wil echt dat wij de sprong naar de 21ste eeuw eindelijk maken. Ik wil mee een stad creëren die het levenscomfort van haar inwoners naar het hoogst mogelijke niveau tilt. Ik wil een stad die haar inwoners een goed gevoel geeft. Een gezonde, welvarende stad. Een groene, vrolijke stad. Een vriendelijke, sociale stad. Een ondernemende stad, waar iedereen zich thuis voelt en zin heeft om er een actieve rol in te spelen.
Ik geloof ook dat je dit als politicus, samen met je ambtenaren, maar ook met ondernemers en alle mensen die in de stad wonen, werken en leven, kan realiseren. Want ik ben ook een sociaaldemocraat en ik geloof dus in de maakbaarheid van de samenleving, of toch minstens dat je ze kan regisseren. Ik blijf ervan overtuigd dat we ons leven kunnen verbeteren door de samenleving te sturen. Ik vind ook dat we dat niet alleen “kunnen” doen maar vooral “moeten” doen. Samen. Vanzelf, door alles op zijn beloop te laten en te rekenen op de heilige voorzienigheid of het al even heilige eigenbelang, zal het niet lukken. We hebben maar één wereld, slechts één stad en die moeten we delen. We kunnen dan voor een zorgzame, veilige, gezonde en vrolijke stad kiezen. Of niet. Het ligt in onze handen en iedereen kan daar volgens ieders mogelijkheden aan bijdragen.
In 2018 werd ik verkozen in Hasselt, de stad waar ik woonde en werkte. Als ik aan Hasselt denk, dan heb ik daar meestal heel warme, romantische en haast nostalgische gevoelens bij. Ik zal wel niet de enige zijn. Veel Hasselaren hebben dat, denk ik. Het gevoel dat dit onze stad is, onze plek in de wereld. Een stad ook die toch wat onze identiteit bepaalt. Dat is goed. Maar let op: het is geen gegeven feit waarmee we op onze lauweren kunnen rusten. Het vormgeven van die identiteit is een inspanning die we als Hasselaren constant moeten leveren. Want laten we eerlijk zijn: het Hasselt van nu is niet meer het Hasselt van, laten we zeggen, 50 jaar geleden. Hasselt gaat vooruit. Van klein, enigszins gezapig provinciestadje naar bruisende centrumstad. Van gezellige winkelstad naar een dynamische, creatieve studentenstad. Het is een ander Hasselt, nu en in de toekomst. Het goede van het verleden koppelen aan het uitdagende van de toekomst, is een opgave die we samen moeten durven aangaan. Hoe gaan we om met de vergrijzing? Of met de klimaatuitdaging? Hoe vrijwaren we de welvaart en het welzijn van alle Hasselaren? Wat is onze plek in de mondialisering? Wat voor een stad willen we zijn en hoe realiseren we dat? Hoe willen we in de toekomst samenleven als we steeds meer van elkaar verschillen? Wat willen we nog samen doen? Hoe willen we samen leven? Het zijn maar enkele van de uitdagingen die onherroepelijk op ons afkomen. En die natuurlijk niet alleen voor Hasselt gelden. Iedere stad van enige omvang staat voor deze uitdagingen.
Hoe je het ook draait of keert, veel hangt af van de ruimte waarover we beschikken en hoe we die ruimte aanpakken. Hasselt is niet af. Er is dus werk aan de winkel. Net zoals ze 20 jaar geleden in Hasselt kwamen kijken naar onze gratis bussen, zou ik willen dat ze binnen 20 jaar in Hasselt komen kijken naar de manier waarop wij met onze ruimtelijke ordening een beter, groener, veiliger, rechtvaardiger en diverser Hasselt hebben gecreëerd. Laat ze dan maar komen kijken hoe we dat gedaan hebben. Wij zouden koploper in het peloton kunnen worden. Een voorbeeldstad als het over wonen, mobiliteit of smart city gaat. We zouden koploper kunnen zijn als het over solidariteit, zorg, diversiteit en ecologie gaat. Maar als je in de kop van het peloton zit, moet je ook durven demarreren. Door rustig in het peloton mee te fietsen, win je geen koersen. Je moet durven experimenteren. Dat kan al eens fout lopen maar dan leren we weer van onze fouten om het de volgende keer beter te doen. Je moet een gidsstad durven zijn. Dat lef moet je hebben. Ruimte geven aan ondernemers met vooruitstrevende en duurzame businessplannen. Ruimte geven aan mensen die mee willen bouwen aan hun stad, volgens ieders kennis en kunde. Want iedereen moet mee. We laten niemand achter.
Met het boek waar ik aan werk, wil ik aantonen dat het kan, een betere stad maken. Ik wil de lezer meenemen in mijn verhaal voor Hasselt, maar ook voor andere steden. Als politicus ben je maar van één ding zeker: dat je nooit zeker bent. Na iedere verkiezing kan het gedaan zijn en kan je achterblijven met de frustratie dat het werk niet af is. Het deert mij niet. Of ik nu als politicus, als ondernemer of als wetenschapper aan de wereld kan bouwen, in al deze rollen kan ik een steen verleggen. Ik laat mij inspireren door de wereld en wil dat Hasselt de wereld inspireert. Maar ik wil met mijn boek vooral ook een hand reiken aan alle Hasselaren, ook aan alle dromers buiten Hasselt, om mee te bouwen aan een betere wereld, te beginnen in hun eigen stad, wijk of straat. Ik roep hen op om mee te strijden voor de herovering van onze ruimte.